Goede vrijdag  door Gerard Feller  

Die verschrikkelijke vrijdag door prof Smalhout 

Als leerling van de katholieke lagere jongensschool in Culemborg gingen we iedere goede vrijdag om 3 uur ‘s middags naar de kerk. De priester met zijn gevolg liep dan de statieweg. De statieweg bestond aanvankelijk uit elf manshoge schilderijen waarop de lijdensweg van Jezus werd afgebeeld. Je volgde als het ware de lijdensweg die door de evangelisten beschreven werd. Later werden er nog 3 ‘staties’ toegevoegd van gebeurtenissen die niet in de bijbel vermeld worden. De lijdensweg van Christus begon vanaf het gerechtsgebouw (het paleis van de Romeinse procurator Pontius Pilatus) naar de heuvel Golgotha, de plaats van Zijn terechtstelling. Bij iedere statie werd stilgestaan. Aan het begin van iedere statie bidt men: “Wij aanbidden U, Christus, en wij loven U. - Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld hebt verlost.” Aan het einde van de statie bidt men: “Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons. God, wees ons zondaars genadig”. De staties zijn:

  1. Jezus wordt ter dood veroordeeld.                                 Mat.27:1; Marc.15:15; Luk.23:25; Joh.19:16               
    2. Jezus neemt het kruis op zijn schouders.                  Joh.19:7
    3. Jezus valt voor de eerste maal onder het kruis.         Het evangelie verhaalt dat Jezus moeite had zijn kruis te dragen
    4. Jezus ontmoet zijn bedroefde moeder.                      Het evangelie zegt dat Maria aanwezig was.
    5. Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis dragen.      Mat.27:32; Marc.15:21; Luk.23:26
    6. Veronica droogt het aanschijn van Jezus af.             Niet in het evangelie
    7. Jezus valt voor de tweede maal onder het kruis.       Niet in het evangelie
    8. Jezus troost de wenende vrouwen.                           Luk.23:28-31
    9. Jezus valt voor de derde maal onder het kruis.         Niet in het evangelie
    10. Jezus wordt van zijn kleren beroofd.                       Mat.7:35; Marc.15:24; Luk.23:34; Joh.19:23-24
    11. Jezus wordt aan het kruis genageld.                       Marc.15:24; Luk.23:33; Joh.19:18
    12. Jezus sterft aan het Kruis.                                       Mat.27:50; Marc.15:37; Luk.23:46; Joh.19:30
    13. Jezus wordt van het kruis genomen.                       Luk.23:53; Joh.19:38
    14. Jezus wordt in het graf gelegd.                                Mat.27:59-60; Marc.15:46, Luk.23:53; Joh.19:42

Rituelen en gebruiken

Als kind was ik altijd onder de indruk van dit ritueel. Wat dat betreft kunnen de protestanten en evangelischen nog veel leren van de Joodse en katholieken gebruiken waarbij Bijbelse waarden zichtbaar en tastbaar gemaakt worden. Er zijn nog maar weinig plaatsen waar je, je bijna lijfelijk in contact met het evangelie komt en je ermee verbonden voelt. De binnentuin over God in Voorthuizen is daar nog een mooi voorbeeld van.

Een ander ritueel waar ik door de jaren heen op goede vrijdag veel steun gevonden heb is het luisteren naar de Mattheus Passion. Maar dan helemaal alleen, zonder andere mensen erbij, dan volg ik de muziek en het lijdensverhaal terwijl ik God dank voor ieder detail van de lijdensweg die Hij voor ons gegaan is. Ver voor het ‘Wir setzen uns mit Tränen nieder’ heb ik het allang niet meer droog gehouden.

In 1985 schreef dr. Bob Smalhout, († een anesthesist) een artikel in de Telegraaf over de lichamelijke pijnen die Jezus aan het kruis geleden moet hebben. Het kruisigen was geen Romeinse uitvinding schrijft hij, de Romeinen hebben het in Carthago leren kennen bij de Phoeniciërs. Ze hebben het overgenomen en geperfectioneerd tot een bijna wetenschappelijk uitgedachte methode om een maximale pijn te veroorzaken en de duur van de doodsstrijd te verlengen. Bij het vastnagelen aan het kruis werden spijkers van ruim 10cm gebruikt. Een spijker werd met de punt in de pols geplaatst, precies op de plaats waar de onderarm overgaat in de hand, onder de duimmuis, hierdoor werden de handwortelbeentjes ontwricht. Door de pols loopt een belangrijke zenuw: de nervus medianus, deze werd altijd geraakt en veroorzaakte en bijna ondraaglijke, helse pijn, Door de zenuw komt de duim in een onmogelijke kramp terecht zodat de duimnagel in de handpalm drukte. Smalhout beschrijft verder minutieus hoe de gekruisigde in een doodstrijd komt. U kunt het hele verslag op de website van Stichting Promise lezen.

Jarenlang heb ik op Goede Vrijdag naast het lijdensverhaal in de Bijbel het verslag van Smalhout gelezen. Vele jaren daarvoor kreeg het lijdensverhaal voor mij pas echt betekenis. Ruim 40 jaar geleden gaf ds. Sybrandi die mij tot de Heer geleid heeft, me een gevouwen folder met daarin een vergelijkbare inhoud als van de kruisstaties. Hij zei als je dit gaat lezen en overdenken moet je bij iedere plaats denken Jezus is daar voor mij in mijn plaats gegaan. Ik had veroordeeld moeten worden, Hij is voor mij gefolterd, hij heeft mijn plaats ingenomen. Ik had bestraft en gepijnigd moeten worden, ik had aan het kruis genageld moeten worden, maar Hij ging uit liefde voor mij in mijn plaats! Daarna is mijn leven nooit meer hetzelfde gebleven!

Johannes 3:16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

 

Pasen

Binnenkort vieren we weer Pasen. We gedenken dat Jezus opstond uit de dood! 

Het graf waarin het lichaam van Jezus was neergelegd, was leeg! We kennen de verhalen in de vier evangeliën over de vrouwen die naar het graf gaan en zien dat de grafsteen is afgewenteld, en hoe zij van een engel te horen krijgen dat Jezus is opgewekt! 

 Wat mogen we verblijd zijn over deze buitengewone gebeurtenis, maar ook heel dankbaar, zeker als we bedenken wat er aan Pasen voorafging. Als we aan Goede Vrijdag denken en op ons lateninwerken welk onvoorstelbaar lijden Jezus heeft doorgemaakt, o.a. de geseling, de lange dikke spijkers door polsen en voeten, de helse pijn, de benauwdheid (zie het artikel over Goede Vrijdag), en dat Hij het onderging zonder dat Hij ooit iets verkeerds gedaan had, en zelfs zoveel goeds had gedaan en alleen maar heeft liefgehad en gediend! 

Die dankbaarheid kan ons helpen om de Heer te volgen waar Hij ook gaat. Want ook al zijn wij met Christus gestorven (Rom. 6:8), gekruisigd (Gal. 2:20) en opgewekt (Col. 3:1) wat onze geloofsbasis is, wij weten allemaal dat we nog een hele weg te gaan hebben om vrij te komen van ziekten, verslavingen, gebondenheden en verkeerde gewoonten en/of karaktereigenschappen. Maar 50 dagen na de opstanding van Jezus, is de Heilige Geest op de Pinksterdag uitgestort! Deze Geest geeft ons de kracht om stap voor stap geestelijk te groeien tot zonen Gods (Rom. 8:14) en die in Jezus’ Naam de werken gaan leren doen die Jezus deed, zoals demonen uitdrijven en zieken genezen. Een gigantische opdracht die van ons vraagt om dicht bij de Heer te leven en Hem te gehoorzamen, wat het ook kost. Het heeft Jezus Zelf immers ook alles gekost. Er is een zuchtende schepping die reikhalzend verlangt en uitziet naar het openbaar worden van die zonen Gods (Rom. 8:19). 

Meer dan Overwinnaar

God heeft ons geen kalme reis beloofd maar wel een behouden aankomst. Wij mogen in moeilijke omstandigheden en bij aanvechting, net zoals Jezus in Zijn lijden aan het kruis, vooruitzien naar de vreugde die voor Hem lag (Hebr. 12:2). Daardoor kon Hij Overwinnaar zijn. En ook wij worden opgeroepen om overwinnaar te zijn (Openb. 2), en met Jezus te mogen zitten op de troon van Zijn en onze hemelse Vader (Openb. 3:21). 

 Aan het einde van de tijd zal er nog een Pasen plaatsvinden, namelijk de opstanding uit de dood van de rechtvaardigen (Luk. 14:14), dat zijn zij die de Heer hebben liefgehad en alles hebben prijsgegeven “om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden, of ik [Paulus], aan zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden (Fil. 3:10,11). Jezus sprak er al over dat “de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven” (Joh. 5:28,29). Wij zijn dan samengegroeid met de opstanding van Jezus (Rom. 6:5), die de Eersteling is van hen die ontslapen zijn (1 Cor. 15:20). We vieren binnenkort Pasen maar we zijn dus ook op weg naar het eeuwigdurende Paasfeest.

 

 

 

 

 

Een minutieuze reconstructie van het lijden van Jezus Christus door prof.dr.B. Smalhout († anesthesioloog te Utrecht en tevens groot Bijbelkenner) in de Telegraaf van 30 maart 1985

Inleidng

De Romeinse soldaten die op vrijdagmorgen 3 april van het jaar 33 op de heu­vel Golgotha 20 cm lange spijkers door de polsen en voeten van een drietal veroor­deelden sloegen, hebben zich niet gerealiseerd dat zij meewerkten aan een drama dat het aanschijn van de wereld zou veranderen. Ze wisten zelfs niet dat het 3 april was, want onze tijdrekening bestond toen nog niet. Offi­cieel was het de 14de van de maand Nisan van het Joodse ka­lender jaar 3793. Toen de hamerslagen verklonken waren, hingen er even buiten de noordwes­te­lijke stadsmuur van het oude Jeruzalem drie gekruisigde mensen op gruwe­lijke wijze te sterven

Jezus, koning der Joden

De middelste van de drie was ene Jezus, 33 jaar tevoren geboren in Beth­lehem en opgegroeid in Nazareth. Op een hou­ten bord dat de soldaten aan de bo­ven­kant van zijn kruis hadden beves­tigd, was voor eenieder te lezen: “Iesus Na­zarenus Rex Iudaeorum” (Jezus, de Nazarener, Koning der Joden). Om ieder mis­­verstand uit te sluiten, stond het er in de drie toen meest gebruikte talen: Latijn, Hebreeuws en Grieks. De presidenten van de Joodse Hoge Raad hadden hiertegen geprotesteerd. De ver­oordeelde was immers geen koning, hij had het alleen maar beweerd, be­toogden ze. Doch Pilatus die al lang spijt had dat hij zich tot een execu­tie had laten dwingen, weigerde resoluut de tekst te herzien. “Quod scrip­si, scripsi”: Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven, antwoordde hij (Johannes 19:22). Het was zijn vorm van protest tegen de gang van zaken. En zo bleef het bord onveranderd aan het middelste kruis bevestigd zitten.

Bij de beide andere gekruisigden was vermoedelijk een soortgelijk bord, een zogenaamde “titulus” boven hun hoofd bevestigd, want dat was de Ro­meinse gewoonte bij executies. Zodoende kon eenieder op de titulus lezen waarvoor de veroordeelden gestraft werden. Dat was ter waarschuwing, afschrikking en preventie. In het geval van de buitenste twee gekruisig­den, ging het om ro­vers of dieven die beiden hun legale straf ondergingen. Bij de middelste ech­ter was de wettelijke argumentatie uiterst dubieus en was de toegestroomde menigte in feite getuige van een politiek-religieuze moord, die aanleiding zou zijn tot een geheel nieuwe geestelijke stroming: het christendom. Het is deze gebeurtenis en de daaropvolgende wederopstanding van Jezus uit de dood, die op Goede Vrijdag en Pasen over de hele wereld herdacht en ge­vierd wordt door meer dan een miljard christenen. En het martelin­strument, het kruis werd het symbool van dit nieuwe geloof, tot op de dag van heden.

Het verslag in de Bijbel

Het drama is nauwkeurig te boek gesteld door de vier evangelisten Mat­theüs, Marcus, Lucas en Johannes. Zij noteerden de namen van alle betrok­kenen, de tijden waarop het allemaal gebeurde en de discussies die er ge­voerd zijn, zo­wel in het Sanhedrin, de Joodse Raad, als in het Pretorium, het hoofdkwartier van de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus. Alleen over de kruisiging zelf zijn de evangelisten, die toch al geen woord te veel schreven, zeer weinig mededeelzaam. Er staat alleen: “Pilatus oor­deelde het geraden de menigte haar zin te geven... en gaf Jezus, na Hem gegeseld te hebben, over om gekruisigd te worden... En zij kruisigden Hem...” (Marc. 15 v. 15-25). En hoewel deze geschiedenis over de gehele wereld bekend is en geduren­de eeuwen aanleiding heeft gegeven tot een onoverzienbare hoeveelheid litera­tuur, beelden, fresco’s, schilderijen en muzikale meesterwerken, weet vrijwel niemand wat de dood aan het kruis inhield en waaraan Christus eigenlijk ge­storven is.

Wat is kruisigen eigenlijk?

Er is betrekkelijk weinig literatuur over de medische kant van het lijdens­ver­haal en miljoenen christenen die op de een of andere wijze als uiting van hun geloof een crucifix of kruisje dragen, weten niet van wat voor hels instrument hun vaak fraai bewerkte sieraad de geïdealiseerd afbeel­ding is. De evange­lis­ten schreven er verder niets over, omdat dit in hun tijd gewoon niet nodig was. Kruisiging was toen de meest toegepaste vorm van doodstraf en iedereen in het Romeinse Rijk wist hoe dat ging en wat dat betekende. Vandaar ook dat het kruis als symbool van het christendom pas heel geleidelijk in gebruik is gekomen, lang nadat kruisiging als me­thode van terechtstellen in het jaar 337 door Constantijn de Grote was af­geschaft. De kruisdood was nl. zó verschrik­kelijk, dat tot ± 400 na Chris­tus niemand op het idee kwam om het kruis als symbool te gaan gebruiken, net zomin als de hedendaagse mens het in zijn hoofd zal halen een zilveren elektrisch stoeltje of een gouden gaskamertje als object van devotie om de hals te dragen.

Het kruisigen was geen Romeinse uitvinding, doch de Romeinen hebben het in Carthago leren kennen bij de Phoeniciërs. Ze hebben het overgenomen en ge­perfectioneerd tot een bijna wetenschappelijk uitgedachte methode om een maximale pijn te veroorzaken en een in lengteduur te doseren doodsstrijd te bewerkstelligen. De terechtstelling met behulp van een kruis is bijna 1000 jaar in gebruik ge­weest. De Romeinen gebruikten het als straf voor slaven en krijgsgevangenen, en bij ernstige misdaden zoals b.v. desertie, hoogverraad en moord.

Romeinse vrije burgers waren bij de wet beschermd tegen deze vorm van te­rechtstelling die altijd in het openbaar plaatsvond. Bij iedere stad stonden een of meer kruisen permanent opgesteld, zoals vroeger in onze streken het scha­vot en de galg. Het kruisigen van Christus was op zichzelf dan ook geen op­zienbarende gebeurtenis. Zulke terechtstellingen gebeurden met grote re­gel­maat. Het is van de Romeinen bekend dat bij massa-executies in de circus­sen, de arena er soms als een woud van kruisen uitzag. En nadat de zgn. Spartacusopstand in het jaar 71 voor Christus was neerge­slagen, werden er alleen al langs de Via Appia, van Capna tot Rome 6472 krui­sen geplaatst. Aan elk ervan hing een opstandige slaaf of gladiator. Er waren diverse modellen, zoals b.v. het X-vormige St. Andrieskruis dat nog in het wapen van Amsterdam voorkomt. Er waren ook kruisen in de vorm van een omgekeerde L, waaraan de veroordeelde met slechts een been werd opge­hangen. Doch het meest gebruikte was een T-vormig kruis, het crux commis­sa. Het bestond uit twee delen: een verticale paal, de zgn. “stipes” die meestal permanent in de grond was verankerd, en een losse dwarsbalk, het patibulum paste met een eenvoudige pen-en-gat verbinding boven op de stipes.

Het was gebruikelijk dat de veroordeelden geheel naakt deze dwarsbalk zelf naar de plaats van executie droegen. Dat was een extra pijniging, want meestal was het slachtoffer al met beide armen uitgestrekt aan die balk vastgebonden, zodat het gewicht in feite rustte op de uitsteeksels van de bovenste rugwer­vels en de onderste nekwervels. Mocht de veroordeelde onderweg struikelen, dan werd hij meestal ernstig gewond, want hij viel voorover plat op zijn ge­zicht, met het gewicht van de balk in zijn nek. Hij kon zijn gezicht niet be­schermen, daar zijn handen wijd uitgestrekt aan het stuk hout vastgesnoerd waren. Het is ook niet waar dat Jezus het gehele kruis heeft gedragen. Hij droeg alleen de dwarsbalk, het patibulum. Deze was van cipressenhout en zal ongeveer tussen de 30 en 50 kg gewogen hebben. Het gewicht dus van een zak cement. Het gehele kruis woog tussen de 100 en 150 kg en was niet door een persoon te tillen geweest. Eenmaal op de executieplaats aangekomen, waren er 2 mogelijkheden. De ver­oordeelde kon met touwen en riemen aan het kruis worden bevestigd, of met behulp van spijkers.

Het spijkeren

In het eerste geval tilden 2 á 4 soldaten de dwarsbalk met de daaraan gebon­den veroordeelden ongeveer 50 cm op en plaatsten hem op de top van de ver­ticale stipes. Daarna werden de knieën van het slachtoffers enigszins gebogen en de voeten werden eveneens met touwen aan de verticale paal bevestigd. Meestal werd echter gebruik gemaakt van spijkers. Deze waren 15 tot 20 cm lang, vierkant in doorsnede, spits beginnend en met een maximale dikte van 8 ^ 9 mm. Aan de bovenzijde eindigde de spijker in een bolronde kop. Het vastnagelen van het slachtoffer ging als volgt in zijn werk. De dwarsbalk of patibulum werd op de grond gelegd. De veroordeelde moest eveneens op de grond gaan liggen en wel met de schouders op de balk. Zijn hoofd hing dan achterover en de armen werden wijduit gespreid. Terwijl een of twee soldaten een arm vasthielden aan hand en elleboog, zette een andere soldaat een spij­ker met de punt in de pols, precies waar de onderarm overgaat in de hand, onder de duimmuis en exact in het midden. Met een forse hamerslag werd de spijker door de pols geboord en met nog een aantal slagen zat het geheel goed vast aan het hout. Daarna werd de andere pols bevestigd. De gehele procedure kostte slechts enkele minuten.

Het is niet juist dat de spijkers door de palm van de handen werden geslagen. Het is bewezen dat op die plaats het lichaamsgewicht niet konden worden ge­dragen. De handen scheurden dan gewoon in de lengterichting door. De spij­ker werd precies in de door de Franse anatoom Destot beschreven spleet tus­sen de zgn. handwortelbeentjes geplaatst. Deze werden hierdoor als het ware ontwricht en verplaatst doch niet verbrijzeld. Eenieder die weleens de pols heeft ontwricht, verstuikt of gebroken, heeft enig idee hoe dat aanvoelt. Doch dat was nog niet alles. Door de pols loopt onder meer een belangrijke zenuw, de zgn. nervus medianus. Deze zenuw heeft een dubbele functie. Hij dient zowel voor de beweging van onder meer de duim als wel voor het gevoel in een deel van de hand. Deze nervus medianus werd door de spijker bijna altijd geraakt. Het aanraken en beschadigen van een zenuw veroorzaakt één van de meest heftige pijnen die er mogelijk zijn. De zenuw werd over de scherpe kanten van de spijker gespannen als een snaar over de kam van een strijkinstrument. Bovendien werd door dezelfde zenuwprikkeling de duim in een krampachtige toestand kromgebogen, zodat de duimnagel in de handpalm drukte.

Nadat beide polsen aan het dwarshout waren bevestigd, werd dit door de sol­daten opgetild. De veroordeelde moest eerst gaan zitten, daarna overeind ko­men en met de rug tegen de paal, de stipes, gaan staan. Aan beide uiteinden werd het patibulum, met de veroordeelde eraan, opgetild en op de stipes ge­plaatst. Het is duidelijk dat de stipes meestal niet zo hoog was. Gewoonlijk niet meer dan twee meter. Meer was niet nodig, anders werd het erg onhandig voor de soldaten. Zulk een betrekkelijk laag kruis in T-vorm heette dan ook een “crux humilis”, letterlijk een laag kruis. In bijzondere gevallen kon een hoog kruis worden gebruikt een “crux sublimis”. Doch dit was een uitzondering, ook al omdat het lastig was de veroordeelde er via ladders aan op te hangen.

Op Golgotha stonden lage kruisen. Ze stonden er al vele jaren en voor de Ro­meinse legioensoldaten was de kruisiging op Vrijdag 3 April van het jaar 33 dan ook een routinekarwei. Christus werd aan een laag T-vormig kruis gehan­gen en niet aan een vierarmig kruis, zoals dit in alle kerken te zien is. Zulk een kruis bestond ook wel en het heette “crux capitata” doch het was onprak­tisch en werd zelden gebruikt. Als de veroordeelde eenmaal aan het dwarshout hing, werden zijn knieën door de soldaten gebogen, totdat één van de voeten plat tegen de stipes gedrukt kon worden. Dan werd een 20 cm lange spijker dwars door de wreef van die voet geslagen, juist tussen het tweede en derde middenvoetsbeentje. Als de spijker er aan de voetzool weer uitkwam, werd het andere been zo gebogen dat de spijker ook door de tweede voet kon worden geslagen tot in het hout van de stipes. Zo hing dan de veroordeelde aan drie spijkers. Het bloedverlies was zeer gering, doch de pijn ondraaglijk en de doodsstrijd begon.

Wat gebeurde met de gekruisigde?

De dood trad echter niet snel in. Afhankelijk van de conditie van de veroor­deelde en de techniek van het kruisigen, duurde het sterven vele uren en vaak tot de volgende dag. Er zijn gevallen beschreven dat een gekruisigde ruim 2 dagen in leven bleef.

Waaraan stierf het beklagenswaardige slachtoffer tenslotte en wat was me­disch gesproken de uiteindelijke doodsoorzaak? Dat is met zeer grote zeker­heid te reconstrueren. De wonden in polsen en voeten waren niet levensge­vaarlijk, evenmin als het geringe bloedverlies. Neen, de dood trad in door een heel ander mechanisme. Als men iemand aan de polsen ophangt, zakt het lichaam door de zwaartekracht naar beneden. Hierdoor komt er een grote spanning te staan op de spieren van de armen, de schouders en de borst. De ribben worden naar boven getrokken en op die wijze komt de borstkas in maximale inademingsstand te staan. Het is dan erg moeilijk om uit te ademen en de veroordeelde begint het na ± 10 minuten zeer benauwd te krijgen. Hij is dan enigszins te vergelijken met een longpatiënt die een ernstige astma-aan­val heeft. De zwaarbelaste arm-, schouder- en borstspieren geraken in een uiterst pijnlijke, kramptoestand. De spierstofwisseling wordt verhoogd, ter­wijl er door een belemmerde bloedcirculatie onvoldoende zuurstof voor be­schikbaar is. Het resultaat is onder meer de productie van grote hoeveelheden melkzuur, waardoor er tenslotte in het gehele lichaam een verzuring proces optreedt, dat in de medische wereld bekend staat als een “metabole acidose” (een door de stofwisseling veroorzaakte verzuring). Deze toestand is niet on­bekend bij sportlieden die zichzelf tot totale uitputting hebben overbelast en die kramp krijgen. De situatie wordt verergerd doordat de veroordeelde niet goed kan uitademen en daardoor het door zijn lichaam geproduceerde kool­zuurgas niet volledig meer kwijt kan. De hierdoor ontstane zgn. “respiratoire acidose” (verzuring door onvoldoende ventilatie) versterkt de eerder genoem­de metabole acidose. Het slachtoffer begint extreem te transpireren, waardoor letterlijk het doodszweet met stromen langs zijn lichaam loopt.

De lippen worden vaalblauw, terwijl langzaam maar zeker alle spieren, ook die van de romp en benen in een continue helse kramp geraken. Tenslotte sterft het slachtoffer aan verstikking. Dit kan reeds binnen het half uur geschieden. De Duitsers pasten deze dodelijke marteling onder meer in het concentratie­kamp te Dachau toe.

De doodstrijd

Evenwel was zulk een betrekkelijke snelle dood niet de bedoeling van de Ro­meinen. Daarom werden ook de voeten vastgespijkerd. De veroordeelde kon dan de dreigende verstikking tijdelijk onderbreken of uitstellen door zich op de voetspijker af te zetten, de benen te strekken, het lichaam omhoog te drukken en zodoende de arm- en borstspieren wat te ontlasten. Dan kon hij weer korte tijd redelijk goed ademhalen. De verzuring van het lichaam werd minder en de vale gelaatskleur verdween. Doch het staan met het volle lichaamsgewicht op een vierkante spijker die dwars tussen de middenvoets­beenderen is geslagen, veroorzaakt een onhoudbare pijn. De veroordeelde buigt dan weer spoedig de knieën en zakt naar beneden, totdat hij weer aan de spijkers in de polsen hangt. De zenuw in de pols, de nervus medianus, wordt weer over de spijker gespannen, de vlammende pijn jaagt door de beide armen terwijl de verstikking en de krampen weer beginnen. Zo rekt de gekruisigde het armzalige leven. Steeds weer zal hij zich daarna gedwongen door de pijn laten zakken. Op en neer. Tienmaal, honderdmaal, totdat uitputting hem dat verder onmogelijk maakt en hij aan verstikking sterft.

Verlenging van de marteling

De marteling kon verlengd worden door touwen in plaats van spijkers te ge­bruiken. Touwen doen nl. niet zo’n pijn als spijkers. Ook kon men aan de sti­pes, de verticale paal dus, een soort uitsteeksel bevestigen, juist tussen de benen van de veroordeelde. Hier kon hij een beetje op zitten en zo zijn voeten en armen een weinig ontlasten. Zulk een zitje heette een “sedile”. De Romeinen, ordelijk als ze waren, hadden voor alles een naam. Met zulk een sedile of sedu­lum kon de marteling wel twee of drie dagen duren. Meestal werd geen sedile gebruikt, ook al omdat de veroordeelde bewaakt werd door soldaten die het vermoedelijk niet prettig vonden, zo lang op wacht te moeten staan.

Verkorting van het lijden

Omgekeerd kon de dood ook versneld worden door het de veroordeelde onmo­gelijk maken zijn lichaam op te drukken en de armen te ontlasten. Dit deed men door beide onderbenen even onder de knie met een ijzeren staaf te ver­brijzelen. Ook dit instrument had een naam: “crurifragium”, letterlijk de be­nenbreker. Meestal stierf het slachtoffer dan binnen een kwartier. Alle klas­sieke schrijvers, zoals Cicero en Seneca waren het erover eens dat kruisiging de meest gruwelijke vorm van terechtstelling was.

Na de dood

Nadat de dood was ingetreden bleven de lichamen der veroordeelden vaak aan het kruis hangen tot ze door roofdieren of door vogels werden verslonden of door ontbinding ervan af vielen. Golgotha betekent niet voor niets “schedel­plaats”. Evenwel kon de familie van de terechtgestelde het dode lichaam op­vragen aan de Romeinse autoriteiten om het te begraven. Dit werd vaak toege­staan zonder dat daarvoor extra kosten in rekening werden gebracht. Alleen moest dan de dood officieel zeker gesteld worden met behulp van een lans­steek dwars door het hart.

Een medische reconstructie

Voor ons als mensen uit de twintigste eeuw klinkt dit als een enigszins ijzing­wekkend doch medisch-historisch gezien interessante mededeling. Doch voor de inwoners van het Romeinse rijk anno 33 waren dit zeer actuele feiten. In het licht van deze gegevens is de Passie van Pasen, de lijdensgeschiedenis van Jezus de Nazarener, thans beter te reconstrueren. De feitelijke passie begon op Donderdag 2 April, de dertiende Nisan van de Joodse kalender.

Nadat Jezus om ongeveer 9 uur ‘s avonds met zijn 12 discipelen de maaltijd had beëindigd, die als Laatste Avondmaal de geschiedenis zou ingaan, verliet hij het oude Jeruzalem via een zuidoostelijke stadspoort. Hij was toen nog maar in gezelschap van 11 volgelingen. Judas, de man uit Kariot, had reeds tijdens de maaltijd de eetzaal verlaten om zijn leermeester te verraden. Na het in noordoostelijke richting volgen van de vallei van de beek Kidron, kwam de groep na ongeveer 2 kilometer lopen in een tuin genaamd Gethsemane aan de voet van de Olijfberg, van waaruit men de gehele stad kon overzien. De grote tempel van Salomo en de burcht Antonia, waar de Romeinse procurator Pilatus zetelde, waren zelfs in het duister nog waarneembaar. In de fraai gelegen tuin overviel Jezus, die wist wat hem te wachten stond, een wur­gende angst. Zijn discipelen, verzadigd van de maaltijd, vielen de een na de ander in slaap. Beroofd van iedere menselijke steun werd hij, zoals de medi­cus-discipel Lucas schrijft, ...dodelijk beangst. En zijn zweet werd als bloed­druppels, die op de aarde vielen”. (Lucas 22:44).

Het zweten van bloed, medisch bekend onder de naam “haemat-hydrosis”, is uiterst zeldzaam en schijnt te kunnen voorkomen bij extreme emoties.

Om middernacht vond de arrestatie plaats. Judas verried Jezus met een kus. De discipelen vluchtten, één ervan zelfs praktisch naakt met achterlating van zijn kleding. Via de weg die Jezus gekomen was, werd hij ook weer terugge­voerd. Men bracht hem naar het huis van de hogepriester Caiaphas, vlak bij de zaal van het laatste Avondmaal. De eerste ondervraging, ten overstaan van de Joodse Raad, vond plaats door de oudste hogepriester Annas. Deze was meer dan 80 jaar oud, een man van grote politieke invloed en schoonvader van de jongere hogepriester Caiaphas. Annas vroeg Jezus wat voor leer hij eigenlijk verkondigde. “Vraag het aan degenen die gehoord hebben wat ik heb gesproken”, was het antwoord.

Dat werd als een brutaliteit beschouwd en de dienaren van de hogepriester sloegen erop los en spuwden de gevangene in het gezicht. Tegen het och­tendgloren werd hij geboeid naar Caiaphas gebracht, de tweede hogepriester. Deze hield zitting met de grote Joodse Raad, het Sanhedrin, dat, als het voltal­lig was, uit 72 personen bestond. De taak van dit hoogste rechtscollege was het bewaken en het op de juiste wijze toepassen van de duizend jaar oude joodse wetten, die reeds stamde uit de tijd van Mozes en die uitgelegd waren in de Talmoed. Deze wetten behoorden tot de beste die er tot die tijd waren geweest en vele ervan zijn ook nog heden volmaakt actueel. Als zodanig was het San­hedrin een voorbeeldig en eeuwenoud juridisch instituut. De leden van het Sanhedrin moesten dan ook aan hoge intellectuele en sociale eisen voldoen. Voor het nemen van een belangrijk besluit, zoals een ernstige veroordeling, waren meestal twee zittingen nodig. Die zittingen moesten echter op twee ach­tereenvolgende dagen plaatsvinden. Er mocht geen dag tussen zitten. Dit was nu een probleem in het geval van Jezus. Het was in de nacht van Donderdag op Vrijdag. Op Vrijdagavond begon zowel de Sabbat als het paasfeest en dan kon er geen recht gesproken worden. Daarom kwam de Raad des ochtends heel vroeg voor de tweede maal bijeen onder voorzitterschap van Caiaphas, die toen al 11 jaar in functie was en die vermoedelijk goede relaties onderhield met de Romeinse procurator Pontius Pilatus.

Het Sanhedrin was zonder enige twijfel bevooroordeeld ten opzichte van Je­zus. Dat was ook wel te begrijpen, want de belangrijkste religieuze groeperin­gen binnen de Raad, nl. de Sadduceeën en de Farizeeër, waren kort tevoren nog het mikpunt geweest van Christus’ onbarmhartige kritiek. Ze waren zeker niet vergeten dat ze door hem waren vergeleken met witgepleisterde graven, die van buiten wel mooi leken, doch van binnen vol verderf waren (Mattheüs 23). Ze waren uitgemaakt voor blinde wegwijzers, huichelaars, uitzuigers, slangen en addergebroed. En Annas, die verantwoordelijk was voor de gang van zaken in de tempel, her­innerde zich nog heel goed hoe Jezus daar de geldwisselaars en alle handela­ren in offerdieren en religieuze artikelen eruit had gegooid, onder het roepen van: “Dit is een bedehuis en geen rovershol!” (Marcus 11:15). De Sadduceeën, die de sociale en economische aristocratie vormden, hadden bo­vendien weinig op met een barrevoets lopende armoedzaaier die hun glashard voor­hield dat hoe­ren en tollenaars hen voor zouden gaan in Koninkrijk Gods (Mattheüs 21:31-32).

Het proces werd een schijnvertoning en een zwarte vlek op de eerbiedwaardi­ge traditie van het Sanhedrin. De oude voorschriften werden met voeten ge­treden. Reeds de nachtelijke arrestatie was tegen de wet. De beschuldiging werd tijdens het proces wel driemaal veranderd. De getuigen waren vals en spraken elkaar tegen, er werd geen onderzoek verricht naar de juistheid der beweringen en er werd geen verdediging toegestaan. Zo werd dan de dood­straf voorgesteld op grond van “godslastering”. Het Sanhedrin mocht echter van de Romeinse bezetter niemand ter dood veroordelen. Dat recht had alleen de procurator Pilatus. Zodoende werd Jezus op vrijdagmorgen tussen 6.00 en 8.00 uur naar het hoofdkwartier van Pilatus gesleept, het Pretorium in het fort Antonia. Pilatus had als Romein echter geen boodschap aan de beschuldiging van gods­lastering en dus werd de aanklacht wederom een aantal malen veranderd, en wel in aanzetten tot oproer, ontduiken van de belasting, verleiden van het volk en tenslotte ondermijning van het gezag van de Romeinse keizer.

In een vermoedelijk diepgaand privégesprek geraakte Pilatus onder de in­druk van Jezus’ persoonlijkheid en integriteit en sprak hem vrij. De joodse leiders begonnen moeilijk te doen en dreigden over Pilatus een klacht in te dienen bij zijn hoogste chef, keizer Tiberius in Rome. Pilatus zag zijn carrière bedreigd. Als afleidingsmanoeuvre zond hij Jezus de Nazarener, die immers uit Judea stamde, naar de Joodse koning van die landstreek: Herodes Antipas, die toevallig vlakbij resideerde. Het was slechts 8 minuten lopen. De Herodes was de zoon van Herodes de Grote, die ruim 30 jaar tevoren de massale kindermoord te Bethlehem had bevolen. Zèlf had hij een verhouding met zijn schoonzuster Herodias, op wier aandringen hij nog niet zo lang tevo­ren Johannes de Doper had laten onthoofden. In de ogen van het Joodse volk was Herodes Antipas dan ook een verachtelijk mens. Jezus bracht zijn minach­ting tot uiting door geen woord te zeggen en op geen enkele vraag te ant­woorden. Bij de terugkomst van Jezus in het pretorium verklaarde Pilatus het toegestroomde volk dat ook Herodes niets strafbaars had gevonden.

Het publiek, dat vermoedelijk niet uit de beste elementen bestond, werd hier­door niet bevredigd. Toen liet Pilatus Christus geselen. Op dat moment was de procurator even ver van het Romeins recht afgedwaald als Caiaphas van het Joodse. Het was niet juist geweest om Jezus naar Herodes te sturen en het geselen van iemand die zo pas onschuldig was verklaard, betekende een grove overtreding van de wet.

De geseling

Iedereen weet dat Christus gegeseld is, maar weinigen beseffen wat dat bete­kende. De veroordeelde werd geheel naakt met touwen aan een stenen pilaar gebonden. De armen gestrekt omhoog, het gezicht naar de pilaar. Er waren meestal twee soldaten die de geseling uitvoerden en ze sloegen om beurten met de zgn. flagrum, een Romeinse zweep. Deze bestond uit een kort handvat waaraan een tweetal taps toelopende leren riemen waren bevestigd. Aan het eind van de riemen waren hazelnootgrote loden kogels of de voetwortelbeen­tjes van een schaap bevestigd. Met dit verschrikkelijke instrument werd de huid van de veroordeelde letter­lijk aan flarden geslagen. De slagen werden systematisch toegediend vanaf de schouder tot en met de kuiten. Het aantal slagen was bij de Romeinen in wezen onbeperkt. Men keek gewoon hoeveel de veroordeelde kon verdragen.

Soms liep het aantal wel op tot honderd slagen. Dan zat er praktisch geen huid meer op het slachtoffer, dat dan meestal bewusteloos aan de touwen hing, om­ringd door een grote plas bloed. De geseling was bij de Romeinen een soort traditioneel voorprogramma bij de uitvoering van de doodstraf. De beschadi­ging van zoveel huid en de kneuzing van zoveel spierweefsel is in ernst te vergelijken met b.v. een zeer diepe verbranding van het halve lichaamsopper­vlak. Deze verwonding kan zonder medische hulp na enkele uren tot dagen dodelijk zijn. Daarom had de Joodse wet het aantal slagen tot maximaal 39 be­perkt. De Romeinen dachten daar echter anders over.

De bespotting

Na de geseling werd Jezus door de soldaten nog bespot. Ze deden hem een rode mantel aan, zetten hem een soort kroon van gevlochten doornige twijgen op en sloegen hem bovendien in het gelaat en op zijn hoofd. De kroon, in de vorm van een muts was vervaardigd uit de gedroogde takken van de Zizyphus spina, een boom die vlijmscherpe doorns heeft van 2,5 cm lang, die gemakkelijk dwars door de schedelhuid kunnen boren. Hierna werd Jezus door Pilatus nog publiekelijk tentoongesteld met de beroemd geworden woorden “Ecce homo”. Ziet den mens! Het moet een deerniswekkend gezicht geweest zijn. Waarschijnlijk was één oog dichtgeslagen. Het bloed stroomde over zijn gezicht en uit zijn gebroken neus. Zijn kleding was met bloed door­drenkt. Mogelijk kon hij zich nauwelijks staande houden. Vermoedelijk hoopte Pilatus met deze vertoning bij het publiek medelijden op te wekken, zodat men hierbij zou laten. Doch dit gebeurde niet. Ook de ruilprocedure met de moor­denaar Barabbas ging niet door. En Pilatus, als een echte ambtenaar, bang voor zijn carrière bezweek uit lafheid voor de chantage van het volk. Mat­theüs, zelf een gewezen ambtenaar, beschrijft het sober: “...en hij gaf Hem over om gekruisigd te worden”.

Naar Golgotha

De weg van Pilatus’ pretorium naar Golgotha, later genoemd de Via Dolorosa, is nauwelijks 600 meter lang en kan langzaam lopend in 12 minuten worden afge­legd. De weg is echter smal en hellend, de bestrating slecht en bovendien per­ste een mensenmenigte er zich nog doorheen. Langs deze weg moest Chris­tus het zware dwarshout op zijn kapotgeslagen schouders dragen. Het lukte hem niet. Vermoedelijk viel hij enige malen en kon hij niet meer overeind ko­men. Het staat niet in de Schriften. Doch wèl is vermeld dat een willekeurige voor­bijganger, genaamd Simon van Cyrene, die juist van het land kwam met zijn beide zonen, door de Romeinse bevelhebber werd gedwongen de dwars­balk te dragen. De centurion gaf die order vermoedelijk niet uit medelijden, maar om­dat hij er verantwoordelijk voor was dat de veroordeelden levend Golgotha bereikten en niet halverwege al door uitputting stierven. Op weg naar de exe­cutieplaats mocht Jezus zijn eigen kleren aanhouden. Dat was een concessie aan de joodse wet, die naaktloperij niet toestond. Romeinse veroor­deelden moesten geheel naakt hun dood tegemoet strompelen.

De kruisiging

Het was het derde uur van de dag, naar onze berekening tussen 9 en 10 uur ‘s ochtends, toen de stoet Golgotha bereikte. De groep bestond uit een peloton soldaten onder het bevel van een centurion, vele nieuwsgierigen, huilende vrouwen, wraak beluste Farizeeën en Sadduceeën, de ontzette familie en vrienden en tenslotte de drie veroordeelden: Jezus en twee dieven die ook gekruisigd zouden. De militairen boden de ter dood veroordeelden wijn met mirre of gal aan. Ver­moedelijk werd dat mengsel beschouwd als een verdovend of pijnstillend mid­del. Enigszins als de laatste sigaret vóór de fusillering of het glas cognac dat men in Frankrijk de veroordeelden bij de guillotine aanbood.

Christus weigerde te drinken. Toen werden de kleren van zijn lichaam getrok­ken. Deze plakten zonder twijfel aan zijn kapotgeslagen rug, die vermoedelijk dan ook meteen weer ging bloeden. Met zijn rauw gegeselde schouders moest hij op de houten balk, het patibulum, gaan liggen. De spijkers werden door de polsen geslagen en daarna werd het patibulum waaraan hij hing op de ruwe verticale stipes geplaatst. Enkele ogenblikken later sloeg men met een 20 cm lange vierkante spijker zijn beide voeten aan de paal vast. De doodsstrijd begon. De martelende keuze tussen verstikking en verscheurende pijn. Kni­eën strekken, ademhalen, vlammende pijn in de voeten, knieën buigen, lichaam laten zakken, verscheurende pijn in de polsen, heftige benauwdheid en dan toch maar weer de knieën strekken in een langzame, dodelijke cadans. De bei­de armzalige dieven vochten links en rechts op dezelfde wijze hun uit­zichtloze strijd om een beetje lucht.

Opdat moment hing aan de andere kant van de stad even buiten de zuidelijke stadsmuur de discipel Judas al dood aan een boom. Vertwijfeld door wroeging had hij zelfmoord gepleegd. Op het zesde uur (omstreeks 12.00 ‘s middags) “kwam er een duisternis over het gehele land”. Dit werd mogelijk veroorzaakt door een zandstorm, een zgn. chamsin, waarvan het stof de zon verduisterde. De doodsstrijd ging toen naar een climax. Het zweet liep als water langs zijn lichaam, waarvan de temperatuur tot een hoge waarde steeg. Medisch heet dat hyperthermie. De spieren verkeerden in een continue kramptoestand. De ont­wrichte polsen en voeten deden ondraaglijk pijn. Door bloedverlies, extreem zweten, dorst en oedeemvorming ten gevolge van de geseling, was het circule­rend bloedvolume sterk verminderd. De bloeddruk daalde, de hartslag werd steeds sneller. De biochemische samenstelling van het sterk verzuurd bloed was mede door enorm zoutverlies, nauwelijks nog met het leven verenigbaar.

Het hart begon het op te geven. Er ontstond een zogenaamde de compensatie cordis, waardoor er vocht in de longen kwam. Longoedeem heet dat. De adem­haling werd reutelend. Het hart sloeg onregelmatig. Er was een ondraaglijke dorst. Doch voorbijgangers bespotten hem, en onder het kruis verdeelden de soldaten de kleren en dobbelden zij om het overkleed van de Koning der Jo­den.

Het sterven

Mattheüs rapporteert dan verder: “Omstreeks het negende uur (± 3.00 uur ‘s middags) riep Jezus met luider stemme zeggende: “Eli eli, lama sabachtani?” Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”Het is de beginregel van de 22ste psalm van David. Als groot kenner van de Tenach, de Joodse Schrift, moet Jezus deze passage uit het hoofd hebben ge­kend. De psalm, meer dan 700 jaar voor de kruisiging van Christus geschre­ven, schildert met profetische helderheid wat op Golgotha geschiedde:

1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar.

2 Mijn God, mijn God! Waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, van de woorden mijns brullens?

8 Allen, die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd, zeggende:

9 Hij heeft het op den HEERE gewenteld, dat Hij hem nu uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft!

19 Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.

Tenslotte wendde de stervende zich nog eenmaal tot de soldaten: “Ik heb dorst”.

Op de executieplaats stond een kruik gevuld met “zure wijn” zoals de Schrift dit vermeldt. Deze zure wijn werd door de Romeinen “posca” genoemd. Het was een solda­tendrank, die bestond uit een mengsel van wijn, water, azijn en ge­klutste eie­ren. Eén van de legionairs reikte Jezus een spons aan die gevuld was met deze posca. Nadat de stervende Christus ervan gedronken had, zei hij: “Het is vol­bracht”. Johannes vermeldt: “En Hij boog het hoofd en gaf de geest”.

Het einde van de dag

De Vrijdag ging ten einde en de Sabbat, waarop dat jaar tevens het Joodse Pasen viel, naderde. En op Sabbat mochten er geen Joodse lijken aan het kruis blijven hangen. Daarom waren er al leden van het Sanhedrin naar Pilatus ge­gaan om hem te vragen de executie te beëindigen door de benen van de ver­oordeelden met het crurifragium te doen verbrijzelen. De ervaring had immers geleerd dat de dood dan spoedig door verstikking intrad. Dit gebeurde bij de beide dieven, doch niet bij Jezus, want die was toen al gestorven. Pilatus wil­de dit aanvankelijk niet eens geloven, toen een zekere Jozef van Arimatea, een vooraanstaand lid van het Sanhedrin, hem dat kwam mededelen. Pilatus ont­bood de commandant van het executiepeloton, de hoofdman over honderd, zoals de Statenbijbel het woord “centurion” vertaalt. Die bevestigde de mededeling van Jozef van Arimatea. Hoewel lid van de Grote Raad, had Jozef niet meege­daan met het schijnproces. Hij sympathiseerde in het geheim met de rabbi uit Nazareth en hij vroeg namens de familie het stoffelijk overschot op. Dat werd hem ook gegeven, nadat het hart van de dode met een lans was doorboord. Zo luidden immers de Romeinse reglementen.

Het Schriftwoord was vervuld:

“Geen been zal van Hem verbrijzeld worden”, en “...zij zullen zien op Hem die zij doorstoken hebben”. (Johannes 19:36-37).

Wat doen we met Pasen?

De verschrikkelijke Passie van Pasen was voorbij. De Joodse wet was ernstig overtreden, evenals de Romeinse. Naast het klassieke Joodse paasfeest, dat de verlossing uit de Egyptische slavernij herdenkt, zou een ander paasfeest ont­staan. En hoewel Jezus Christus als vrome Joodse rabbi was gestorven, werd zijn dood de aanleiding tot het ontstaan van een nieuwe religie, het christen­dom. Het is bekend hoe deze twee religies in de loop der eeuwen steeds verder uit elkaar groeiden. Het spanningsveld daartussen heeft aanleiding gegeven tot gruwelen die miljoenen het leven hebben gekost. Toch heeft de rabbi Jezus van Nazareth niet anders gedaan dan bij voortdu­ring wijzen op het meest waardevolle dat het Joodse volk in zijn wetten de mensheid had aan te bieden. Het belang hiervan werd zelfs aan de orde ge­steld door een Farizeeër. Deze vroeg Jezus eens: “Meester, wat is het grootste gebod in onze wet?” 

En de Meester antwoordde, verwijzend naar Leviticus: “Gij zult de Here, Uwe God liefhebben met geheel Uw ziel, met geheel Uw hart, uit geheel Uw verstand en uit geheel Uw kracht. En het tweede, daaraan gelijk? is: Gij zult Uw naaste liefhebben als Uzelf. Een ander gebod, groter dan deze bestaan niet. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de Profeten”. (Mattheüs 22:36-40, Marcus 12:30-31).

Het is deze boodschap waarvan de geharde centurion van het executiepeloton misschien een vaag vermoeden kreeg toen hij aan het eind van die verschrik­kelijke Vrijdag de dode in het gezicht keek en met militair respect opmerkte: “Vere, hic homo iustus erat!”:

“Waarlijk dèze mens was rechtvaardig!” (Lucas 23:47).

Geraadpleegde literatuur:

Barbet, P. A doctor at Calvary, Image Books, New York (1963); Bucklin, R. The legal and medical aspects of the trial and death of Christ, Med. Science and Law p. 14-26 (1970); Bucklin, R. The shroud of Turin: a pathologist’s view­point, Legal Medicine Annual (1981: Humphreys, C.J. and Waddington, W.G. Da­ting the crucifixion, Nature vol. 306 p 743-746 (1983); Jonhson Ch. D. Medical and cardiological aspects of the passion and crucifixion of Jesus, the Christ, Bol. Asoc. Med. P. Rico vol. 70 no. 3 p. 97-102 (1978); Mannix, D.P. The history of torture, Dell, New York (1983); Wilcox, R.K. The shroud of Turin, Macmillan Pub. Co.

Prof. dr. Bob Smalhout schreef hierover in ‘Bijbelse tijdgenoten’ (Utrecht: Het Spectrum, 4e druk 1997) pp. 141-164. 

 

 

Welkom op de website van Complementaire-gezondheid.nl !

We geven voorlichting over holistisch Bijbels denken in de gezondheidszorg. 

We hebben een uitgebreide database van artikelen en bladen die vroeger gepubliceerd werden door de Stichting Promise

Daarnaast geven we voorlichting over ethische en moderne ontwikkelingen vanuit een Bijbels perspectief.

 

Nieuw!

Drie presentaties over virtuele verleiders in global city

deel 1 Virtuele verleiders in de eindtijd 

deel 2  Virtuele verleiders in de social media op internet 

deel 3  AI, kunstmatige intelligentie en de Antichrist